We spraken met Marianne Barendsen, coördinator van het theaterproject Pijnlijke Melodie het land in. Ze bedacht een raamwerk voor een theatervoorstelling, gespeeld door ouderen. Inmiddels zijn er in 4 steden al theaterprojecten afgerond en staan er 4 nieuwe steden in de startblokken. Marianne vertelt over dit bijzondere project en over het werken met de doelgroep ouderen.
Kun je kort uitleggen hoe Pijnlijke Melodie is ontstaan?
Het is ontstaan met het idee dat het vanzelfsprekend zou moeten zijn dat er theaterscholen bestaan voor iedereen die dat op latere leeftijd zou willen. Net zoals dat het vanzelfsprekend is dat er jeugdtheaterscholen zijn. Ik werkte destijds voor ‘De Engelenbak’, een amateurtheater in Amsterdam. Het aanbod voor ouderen om zelf toneel of theater te beoefenen, was er nauwelijks.
Met dat idee ben ik samen met dansdocent Tineke Veenhof, in 2010 een theaterschool voor 55+ gestart: Grey Vibes. Daar bleek dat de behoefte er niet alleen vanuit de oudere deelnemers was, maar ook bij de theatermakers en docenten.
Zo zijn we cursussen en voorstellingen gaan maken in Amsterdam en Den Haag. In Den Haag hebben we op een gegeven moment met regisseur Jeroen de Graaf en muzikaal leider Roeland Drost een voorstelling gemaakt over de kritieke toestand in de ouderenzorg: Pijnlijke Melodie. We speelde deze voorstelling in een leegstaande gang van een ziekenhuis, ook voor studenten van opleiding Zorg en Welzijn van het ROC. Die waren gelijk heel enthousiast. Ze kregen na de voorstelling een workshop met de spelers, de ouderen zelf dus, en daar volgden weer hele mooie gesprekken uit.
Toen kwam er vanuit de fondsen (destijds nog RCOAK en Fonds Sluyterman van Loo) het verzoek: heb je een succesproject dat we voort kunnen zetten en waar we in kunnen investeren? Pijnlijke Melodie in Den Haag was een succes, omdat het over een actueel thema ging, een gesprek op gang bracht, en er was een mooie samenwerking met de zorgopleidingen. Zo is Pijnlijke Melodie verder het land in gegaan.
Dat is wel een compliment!
Ja zeker. Al was het vanaf dag één al een compliment om met de ouderen aan de slag te gaan. Het idee dat de behoefte er was en dat het verschil maakt op verschillende vlakken. Maar ook dat je op latere leeftijd je talent nog kan ontwikkelen, en dat wij daarbij mochten helpen.
Hoe helpen jullie bij die talentontwikkeling?
We hebben altijd het uitgangspunt dat de makers en docenten professionals zijn. Zij dragen zorg voor de kwaliteit. De talentontwikkeling wordt heel serieus genomen. Er moet door de deelnemers best hard gewerkt worden!
Uiteindelijk is het project verder het land in gegaan als ‘Pijnlijke Melodie het land in’. Hoe is dat gegaan?
We wisten dat de ouderenzorg een actueel thema zou blijven. Naar aanleiding van het verzoek van de fondsen dacht ik: kunnen we een raamwerk maken met de opzet van de theaterproductie, om zo te kijken of andere theatermakers het interessant vinden om hun eigen versie van Pijnlijke Melodie te maken. We hadden natuurlijk geen idee of daar ook behoefte aan was.
Daarom hebben we een oproep geschreven en deze bij alle theaterscholen en theaterdocent-scholen in Nederland uitgezet. Met het idee dat je dus met eigen ouderen gaat werken en een samenwerking hebt met het ROC in jouw stad. Daar kregen we heel veel reacties op. Zo zijn we uiteindelijk met nieuwe theatermakers gestart in Breda (Letizia Rompelberg , Culemborg (Marijn van den Bogaard) en Zwolle (Lisi de Schepper).
Maar het blijft dus niet bij een eenmalige voorstelling?
Het idee was vanaf het begin om niet alleen de voorstelling in een andere stad te laten spelen, maar ook om vervolgens een theaterbroedplaats op te laten zetten in die steden. Dat was ook de intentie van de fondsen. In Den Haag heb je nu bijvoorbeeld ‘Huis van Vervoering’. Dat is een theaterbroedplaats voor 55 plussers geworden, ontstaan vanuit de theaterproducties van Grey Vibes.
Hoe is het in de andere drie steden afgelopen?
De makers in de drie steden hebben twee jaar de tijd gekregen om het plan verder uit te werken, om mensen te werven, om het netwerk op te bouwen en om uiteindelijk de voorstelling te maken en te spelen. Dat is gelukt!
Er zijn prachtige voorstellingen uitgekomen, waar de makers en spelers uit andere steden ook zijn komen kijken. Het idee van het project was ook echt dat er een collectief ontstaat, waarbij makers tegelijkertijd aan de slag zijn. Met hun eigen problemen en dingen die juist goed gaan. Het is heel leerzaam om het hele traject van elkaar te volgen. Voor de fondsen was het weer leerzaam om te kijken waar de makers tegenaan lopen.
We hebben het traject met de ‘lessons learned’ nu nog een keer opgestart. Er zijn nog steeds theatermakers uit andere steden die ook graag aan de slag willen. Nu is het de beurt aan Rudi Stuve in Leeuwarden, Mirjam van den Bogaard in Gorinchem, Ton Offerman in Zeist en Jorine de Bruin Nijmegen.
Is er in de tussentijd nog iets veranderd aan het project?
We hebben het oorspronkelijke script losgelaten. Vorige keer merkten we al dat de makers hier moeite mee hadden. De invulling is nu veel vrijer en veel breder. Ieder met een eigen invalshoek van het thema. Dat maakt het nog interessanter.
De ouderen gaan voordat ze de voorstelling spelen, hiervoor ook met elkaar in gesprek om verhalen op te halen voor het script toch?
Dat is aan de maker, het is geen vereiste. Maar uiteindelijk gebeurt dat vaak wel. We merkten al snel dat zonder eigen input van de ouderen, een tekst leren en geloofwaardig opvoeren veel moeilijker is. Daarom zijn bijna alle voorstellingen gemaakt aan de hand van improvisaties en eigen verhalen.
Hoe worden de deelnemers gevonden? Ik kan me voorstellen dat het voor ouderen best een drempel kan zijn.
Dat is het ook. En het verschilt natuurlijk per maker hoe ze dat aanpakken. Het is veel via de wijkkrantjes en de lokale streekomroep. En mond-op-mond natuurlijk. Soms is er al een koor of een vereniging die wordt gevraagd. Als een maker helemaal opnieuw moet beginnen, dan heeft die werving echt wel even tijd nodig. Als het eenmaal loopt dan gaat het veel makkelijker. In Den Haag en Amsterdam is het aantal vaste deelnemers aan de lessen en producties heel constant. Daar gaat het eigenlijk allemaal via mond-op-mond reclame.
Hoe is de reactie van de deelnemers op het project?
Ik denk bijna unaniem positief. Voor veel deelnemers staat op nummer één dat ze weer uitgedaagd worden. Sommigen hebben nog nooit op het podium gestaan. Het gevoel om met elkaar iets te maken en jezelf te verrassen, overheerst. Ze krijgen bevestiging en geruststelling dat ze nog heel veel kunnen aanwakkeren in zichzelf. Je ziet bij mensen die met meerdere producties meedoen, een gemak ontstaan waarmee ze op het toneel staan. Zo zie je de grote sprongen die ze nog maken. Het is natuurlijk ook een fysieke training van het lichaam en de hersenen. Je wordt uitgedaagd om teksten te leren, een voorstelling te spelen. De spelers kunnen zichzelf echt verrassen met wat hun lichaam nog kan.
Daarnaast is er natuurlijk het sociale aspect. Dat ligt bijna voor de hand. Er is veel meer verborgen eenzaamheid dan wij weten. Niet alleen bij mensen die een partner hebben verloren, maar bijvoorbeeld ook bij mensen die met pensioen gaan en waarbij het werk hun leven en identiteit was. Als je met pensioen gaat: wie ben je dan nog? Dat gaan ontdekken en dat met andere mensen ontdekken, dat is heel mooi.
“Voor veel deelnemers staat op nummer één dat ze weer uitgedaagd worden. Het gevoel om met elkaar iets te maken en jezelf te verrassen, overheerst.”
Hoe gaan de spelers onderling met elkaar om?
Er komen altijd vriendschappen uit voort. En er zijn zelfs de nodige liefdes ontstaan! Dat is natuurlijk prachtig. Je ziet ook dat spelers zorg dragen voor elkaar. Ze zoeken elkaar bijvoorbeeld op in het ziekenhuis, of ze gaan wandelen met de man van een van de spelers die dementie heeft. Dat draagt bij aan het gezonder ouder worden.
Natuurlijk gaat het soms ook moeizaam. Ouderen zijn vaak mondig en kunnen heel eigenwijs zijn. Het kan af en toe best een kleuterklas of kippenhok worden. Dat is voor de makers niet altijd makkelijk, want zij zijn een stuk jonger. Wat heel leuk is, maar het is niet altijd makkelijk.
Daar tegenover staat dat de ouderen die meedoen wel heel gretig zijn. Ze willen graag leren en er is een hoge mate van commitment. Makers krijgen te maken met spelers met een volle rugzak aan verhalen en ervaringen. Dat is heel fijn om mee te werken.
“Het kan af en toe best een kleuterklas of kippenhok worden. Daar tegenover staat dat de ouderen die meedoen wel heel gretig zijn.”
Je bent nu landelijk coördinator van Pijnlijke Melodie het Land in. Wat is jouw rol?
Het raamwerk dat we hebben gemaakt kunnen we verder in het land in uitrollen. Het zou mooi zijn als het in meerdere steden een vervolg krijgt en verduurzaamt met vaste theaterbroedplaatsen, net als in Den Haag. Dat is nu zowel in Breda als in Culemborg al het geval; daar zitten ze aan hun tweede en derde voorstelling. Ik ben overkoepelend coördinator van de nieuwe projecten die starten. Deelnemers kunnen bij mij terecht met vragen en ik zorg voor de verbinding tussen de projecten onderling, zodat ze van elkaar kunnen leren. Daarna laat ik het los en is het de bedoeling dat ze zelf verder gaan. Al kunnen ze natuurlijk altijd nog met vragen bij ons terecht.
Jullie zitten ook in het satellietprogramma van het Lang Leve Kunst Fonds. Kun je daar eens iets meer over vertellen?
Dat is het programma van Lang Leve Kunst Fonds waarbij een aantal projecten met elkaar optrekken om van elkaar te leren. Het zijn allemaal projecten gericht op cultuurparticipatie voor ouderen. Wij mogen als deelnemers onderwerpen aandragen die we verder willen onderzoeken. De huidige bijeenkomsten bespreken we bijvoorbeeld hoe je het bedrijfsleven kunt betrekken bij de financiering van je projecten. Verder delen we onze ervaringen met elkaar. Het is heel fijn om op deze manier van elkaar te leren.
Wat zijn jouw ervaringen die je de afgelopen jaren hebt gehad met het opzetten van een project voor ouderen. Heb je tips of aandachtspunten als je hieraan begint?
Neem sowieso genoeg tijd, wees voorbereid op een lange adem. Het verschilt natuurlijk per project, maar het is belangrijk om mensen goed mee te krijgen. Ik merk bij makers uit verschillende steden dat ze nog steeds moeite hebben met financiering vanuit de buurt, het bedrijfsleven of de gemeente. Voor sommige partners is het echt hard werken om die financiering binnen te halen. Neem daar dus de tijd voor en heb geduld. En zorg ervoor dat je een goed en duidelijk verhaal hebt. Je moet niet alleen iets aanbieden, maar ook bedenken wat de partner eraan heeft om in jouw project te investeren. Neem dus de tijd, tijd voor je netwerk.
“Zorg ervoor dat je een goed en duidelijk verhaal hebt. Je moet niet alleen iets aanbieden, maar ook bedenken wat de partner eraan heeft om in jouw project te investeren.”
En als het gaat om het samenwerken met de doelgroep ouderen?
Ga oprecht en zorgvuldig met ze om, en wees flexibel. Uiteindelijk is de doelgroep ouderen wel een minder makkelijke groep. Bedenk vooraf altijd wat de behoefte is. Soms kun je dingen vanaf je tekentafel verzinnen, maar werkt het in de praktijk toch anders. Blijf dus verbinding maken en controleer of jouw aannames kloppen. Hiervoor moet je ook flexibel zijn. Ik denk nog meer flexibel dan wanneer je met een jongere doelgroep aan de slag gaat.
Ik vind het ook heel belangrijk dat de doelgroep niet wordt onderschat. Dat het vanzelfsprekend is dat je op oudere leeftijd ook nog uitgedaagd wordt. En dat het opzetten van een project dus altijd met vakdocenten en professionals gebeurt.
Hoe zijn jouw ervaringen met het Lang Leve Kunst Fonds?
Heel goed. Wat ik heel bijzonder vind, is dat het echt gaat om de uitwisseling en dat er ook ruimte is om te delen wat er niet goed gaat. Het fonds is goed benaderbaar en faciliteert dat projecten elkaar weten te vinden en dat je leert van elkaar. Het voelt echt als een samenwerking. Het is niet zo dat wat je op papier hebt gezet er ook 100% uit moet komen. Je hoeft niet alles zelf uit te vinden, maar je hebt wel de ruimte om je eigen dingen te doen. Ik denk dat dit een hele constructieve manier is van samenwerken.
Wat zijn jullie ambities nog voor de komende jaren?
We beginnen nu met vier nieuwe steden aan de derde editie van ‘Pijnlijke Melodie het land in’. Er zijn nog genoeg steden waar weinig gebeurt op het gebied van theater met ouderen, dus de ambitie om verder het land in te gaan blijft bestaan. We weten nog niet of dat steeds met meerdere steden tegelijk gebeurt, of dat makers zich in de toekomst ook los kunnen melden en direct aan de slag kunnen.
We willen ook meer zichtbaarheid geven aan het collectieve project. Het zou mooi zijn als mensen het kunnen volgen. Hoe gaat zo’n traject: van nul, naar voorstelling, naar structurele theaterplaats. Dat is vooral de ambitie die bij mij persoonlijk ligt. Ik kan me voorstellen dat als er meer bekendheid aan wordt gegeven, dat er ook meer makers zijn die willen starten.
Zolang er animo is en makers gemotiveerd zijn om hier op aan te haken, gaan we zeker door. Ik ben op de achtergrond aanwezig. Het is aan de makers zelf om er iets van te maken aan de hand van het raamwerk dat we hebben liggen.